Neem een kom, doe er de bloem in, strooi er het zout over, de poedersuiker en de vanillesuiker.

Breek 80 gram boter met de hand in kleine stukjes en voeg toe aan de kom.

Kneed nu alle ingrediënten door elkaar. Vermits je een zeer droog koekjesdeeg maakt, zal het wel een tijdje duren vooraleer de boter de bloem en de suiker heeft opgenomen. Kneed verder met de hand op tafel: duw als het ware de bloem in de boter. De ene bloem neemt meer vet op dan de andere, dus als na een tijdje kneden het deeg te droog is, voeg je 10 gram meer boter toe en kneed verder tot je een gebonden deeg krijgt: "niet te droog en niet te vochtig".

Bol het deeg samen, wikkel er plastiekfolie rond en laat een kwartiertje rusten in de ijskast, zodat het deeg mooi stijf wordt.

Verwarm ondertussen je oven voor op 180 graden.

Neem een bakplaat en leg er een vel boterpapier op.

Duw de deeg bol wat platter en breder en probeer er zo goed en zo kwaad dat gaat toch een mooie worst van te rollen. Laat na het oprollen desnoods weer even in plastiekfolie rusten in de ijskast.

Wil je de rand van de koekjes "paneren" met kristalsuiker: snijd dan de worst klein genoeg zodat je hem makkelijk in het kommetje met eigeel kan rollen. Rol de worst dan door de kristalsuiker en paneer met de suiker.

Snijd ringen uit de (indien gewenst gepaneerde) deegworst en leg op de bakplaat.

Bak de zandkoekjes een 20 tot 25 tal minuten: nog een beetje licht van binnen (met een donkere, gepaneerde suikerrand). De koekjes zijn nog een beetje zacht maar worden wat harder tijdens het afkoelen.