Open de zak schorseneren en giet de zak leeg in de gootsteen. Laat er koud water over stromen en laat de wortels eerst 10 minuten weken in water, zodat de aarde eraf valt.
Vul een kommetje met water en het sap van een halve citroen.
Schil elke wortel met een aardappelschillertje. Verwijder de zwarte ogen, snijd op de gewenste grootte en leg direct in het kommetje met water en citroensap. Herhaal dit met elke wortel.
Neem een pot, doe er 2 eetlepels bloem bij, 1 liter koud water en het sap van een halve citroen, wat zout en eventueel groentebouillon en kook hierin de schorseneren (indien meer water nodig is om de schorseneren onder
te zetten, gelieve dan de hoeveelheid bloem en citroensap aan te passen).
Laat de schorseneren 30 tot 45 minuten pruttelen tot ze uitermate zacht gekookt zijn.
Maak in een sauspot een gewone roux met 40 gram boter en 40 gram bloem, roer om met een garde.
Voeg er dan bij beetjes onder voortdurend roeren de melk aan toe: altijd voorzichtig beginnen en goed omroeren zodat je geen klonters in de bechamelsaus krijgt.
Voeg er 4 pollepels van het kookvocht van de schorseneren aan toe en je zal de geur van schorseneren uit de bechamelsaus ruiken.
Werk de saus af met sap van 1/2de citroen, peper, zout en veel nootmuskaat. Indien gewenst voeg je room toe.
Schep dan de schorseneren in de bechamelsaus, strooi er wat vers gehakte peterselie over. Versier op het bord met extra versgehakte peterselie.